Cor Ruska
Af en toe krijg ik een verhaal onder ogen of mij wordt gevraagd een relaas op te tekenen. In maart 2025 mailde Yvonnen Kamstra mij
het volgende:
Goedemiddag,
"Bijgaand een verhaal dat mij in 2020 werd gezonden door de Amsterdammer Cor Ruska, broer van de bekende judoka Wim Ruska. Cor
was een goede vriend van mij en mijn man.

Zijn verhaal pakte mij en ik zou het jammer vinden als daar niets mee gedaan wordt. Cor is inmiddels overleden, maar ik weet zeker
dat hij graag gezien had dat het ergens gepubliceerd zou worden.
Cor was tien jaar oud toen onderstaande plaatsvond en hij heeft daar levenslang een trauma aan overgehouden."
TEXEL 1945
Ervaringen, trauma's
Mijn verblijf op dit eiland in de hongerwinter op 10-jarige leeftijd heeft diepe indruk op mij gemaakt en heeft mij
nooit losgelaten. Van tijd tot tijd komen met of zonder aanleiding de herinneringen bij mij op en wel vaker naarmate
ik ouder word, Een bekend ouderdoms verschijnsel.
lk herinner mij slechts dat ik op een namiddag in februari 1945 met mijn zus, mijn buurmeisje Sjentje en buurjongen
Alfons bij de Oranjesluizen in Amsterdam in de buurt van het IJ aan boord van binnenvaartschip 'De Twee Gebroeders'
werd gezet
Een tweede schip heette 'Voorwaarts', in het ruim bevonden zich veel huilende/jengelende kinderen, pas afgeleverd door
hun families. De bestemming was Texel en werd geheel of gedeeltelijk georganiseerd door de WHN, Winter Hulp Nederland,
een foute organisatie verwand met de NSB.
In de schemering vertrokken wij door het Noord-Hollands kanaal via Alkmaar naar Den Helder. In de nacht voeren wij door
het kanaal in aardedonker. Er waren vanuit het ruim door de geopende dekluiken aan de hemel lichtbundels te zien
behorend bij afweergeschut op zoek naar vliegtuigen. Vanuit de verte was gerommel te horen van geschut.
In de ochtend begon het schip te deinen en te slingeren, blijkbaar bevonden wij ons op volle zee op de oversteek van
Den Helder naar Texel, veel kinderen werden zeeziek. Het gekots veroorzaakte een afschuwelijke stank, bovenop de benauwde
geur van opeengepakte onverzorgde kinderen met ongewassen kleding. Er werd gejankt, gekermd, gejammerd en soms geschreeuwd.
Aangekomen in de haven van Oudeschild werden we naar Den Burg vervoerd. Daar werden we in groepen neergezet op de Groene
Plaats tegenover hotel/restaurant 'De Lindeboom' De geregistreerde kinderen werden afgehaald door hun toekomstige pleegouders. De
niet-geregistreerden stonden als een groep kalveren bijeen en werden uitgekozen door eilandbewoners die wel eenn of meer
kinderen wilden verzorgen. "Geef mij dit meiske maar geef mij die jongen maar".
lk werd als ongeregistreerde opgehaald door tante Dien, de echtgenote van ene Jan Meijer die als marineman bij ons thuis
in Amsterdam ondergedoken was. Hoewel ze zelf al 3 kinderen had om geheel alleen voor te zorgen nam ze mij mee en ook nog
een jongen verderop uit onze straat, Martin Kuys. Nu had ze er 5 waarvoor zij de kar moest trekken!
Voor deze gebeurtenis zond zij van tijd tot tijd een kist met voedsel, waaronder ingedroogde roggebroden en peulvruchten
per beurtschipper naar Amsterdam voor haar ondergedoken echtgenoot en zijn verzorgers. Een onderduiker had immers geen inkomen.
En hiermee ontstond mijn eerste probleem. De ondergedoken Jan Meijer, beter bekend als 'ome Jan' had inmiddels een
relatie met mijn moeder.
Mijn moeder was gescheiden en had 3 kinderen en had behalve mij en mijn zus ook nog een zoontje van 4 jaar. Voor vertrek werd
mij op het hart gedrukt met tante Dien niet te praten over hun intieme verhouding als ik haar eventueel zou ontmoeten. Een
verblijf bij tante Dien thuis was, voor zover ik weet, helemaal niet afgesproken. Doordat zij onkundig was van de gedragingen
van haar echtgenoot en zich zo spontaan over mij ontfermde voelde ik mij enorm bezwaard.
Het gevolg was dat ik mij als kind van 10 jaar afstandelijk opstelde en daardoor een (liefdevolle) vertrouwensrelatie bij
voorbaat al tot mislukken gedoemd was. lk voelde mij alleen op de wereld, weggerukt uit mijn vertrouwde omgeving, wat vreselijk
is voor een labiel kind van 10 jaar oud.
De gevolgen waren wantrouwen en agressie tegen de wereld om mij heen. Al gauw werden wij door de Texelse kinderen
uitgescholden voor 'Amsterdamse stoepschijters' wat kortaf werd beantwoord met 'boerelul', hetgeen vaak uitmondde in een
vechtpartij die mij, als ervaren stadsstraatjongen, weliswaar meestal goed afging, maar toch niet zonder gevolgen
bleef.
Tijdens de reis in het laadruim van een schip met ongewassen, ondervoede opeengepakte kinderen, kwamen de meesten onder
de luizen te zitten. De dochters van tante Dien hadden prachtig lang haar. Binnen de kortste keren zond tante Dien mij
dus naar de kapper die mij kaalschoor met als restant een opstaand kuifje. Ook dit droeg niet bij aan het ondermijnde
zelfvertrouwen omdat dit natuurlijk het logische scheldwoord 'kale' tot gevolg had.
Met de kinderen van tante Dien verliep het kontakt stroef. lk voelde mij een indringer. De oudste dochter was een
stuurs type, De jongere was veel opener bij wie ik mij geaccepteerd voelde. Met de zoon, haar oudste kind, had ik
een afschuwelijke ervaring wat een volgend trauma tot gevolg had.
Behalve dat 'ome Jan' vrijelijk met mijn moeder omging, was hij zeer vrijpostig in de omgang met andere vrouwen en had
ik hem al meermalen betrapt in omstandigheden, die ik als 10-jarige beter niet had kunnen meemaken. Ook die ervaringen
verwerkte ik alleen en hield ik voor mij.
Mijn moeder, mijn enige steun en toeverlaat, die al mijn vertrouwen had, had door haar verhouding een flink gedeelte van
mijn respect en aanzien verloren. Trouw was in onze simpele kringen heilig. Een afschuwelijke ervaring maakte dit nog erger.
lk moest aan den lijve ondervinden, dat Jan Meijer ook nog pedofiel was.
Hierdoor was het vertrek naar Texel voor mij een uitweg en missschien, afhankelijk van toekomstige ontwikkelingen, een oplossing.
Maar helaas, tijdens een stoeipartij met de 4 of 5 jaar oudere zoon van tante Dien moest ik ervaren, dat hij dezelfde
afwijking als zijn vader had. Hij kon zijn handen niet thuishouden. Die kwamen op plekken, die je als stoeiende jongens
onder elkaar mijdt. Kennelijk is zo'n afwijking genetisch bepaald en dus ook overdraagbaar. lk ging niet naar school en
verbracht mijn tijd o.a. bij de hoefsmid, speelde in een oude T-ford, die in de tuin stond, liep naar de haven van
Oudeschild, naar een bos en heuvel 'de Hoge berg' bij Oude Schild en liep op en over tuunwaltjes (de aarden dijkjes
rond de weilanden met schapen).
We speelden in een vlieg tuigwrak dat in een weiland lag en waarvan de cockpit ons voorzag van zoetstinkend vliegtuigglas
als je het in brand stak. Soms deden we een boodschap voor tante Dien, die je naar een boerderij zond waar bieten
werden gestookt tot stroop, die zij weer verwerkte in grote stroopkoeken.
Verder werkte zij zich een rotje met het eindeloos spinnen van schapewol en het breien van truien en het maken van andere
dingen, die werden verkocht of geruild om aan de kost te komen. Ook maakte ze mooie kleren voor haar dochters.
Van mij en kollega Martin, twee rouwdouwers, kreeg ze ook nog het nodige verstelwerk.
Verder zorgde ik konstant voor problemen door mijn gedragingen buitenshuis wat wel op een of andere manier moest eindigen in een klimax.
En toen vroeg in de morgen een vreselijk lawaai van schoten en knallen en een boerenwagen met paarden ervoor die met grote
vaart door de Weverstraat denderde.
De Russen waren in opstand gekomen.
Enige tijd voordat wij op Texel aankwamen waren honderden ex-krijgsgevangen Georgiërs op Texel gekomen vanuit Zandvoort
en daarvoor uit gevangenschap uit Polen. Zij werkten vreedzaam samen met de Duitsers waarbij er verschillenden wel zeer
vriendschappelijk met elkaar omgingen. Tot aan die ene nacht van 5 op 6 april toen de Russen hun Duitse collega's onverhoed
en geruisloos de keel afsneden en soms ook nog, zoals ik vernam, de tong, waarschijnlijk uit een soort bijgeloof. De
geruisloze moordpartij ging door totdat enkele Duitsers ontdekten wat er gebeurde.
Toen vielen er schoten en brak de hel los.
Binnen de kortste keren waren de Russen heer en meester, maar dat duurde niet lang. In de namiddag begon het gegier van zware
granaten vanuit de kustbatterijen met enorme ontploffingen, knallen van inslagen, gerommel van neerstortend puin en geluid van
springend glas.
We zaten allen bij elkaar gehurkt met het hoofd in de handen, daarmee de oren afsluitend, in elkaar duikend bij elk aanstormend
gegier van de granaten en onze lichamen schokkend bij elke donderslag die erop volgde. Ook werd een sterke brandlucht merkbaar.
Voor mijn gevoel duurde de beschieting een eeuwigheid en toen toen was het plotseling stil behalve het knetterende geluid van
brandend hout, inzakkende daken en neerstortende dakpannen.
We gingen angstig naar buiten en wat we door de rook en het stof om ons heen zagen was onvoorstelbaar. Links en rechts van
ons huis was de straat gevuld met puin, waren huizen zwaar beschadigd en soms totaal kapotgeschoten en stonden er vele in brand.
Overlevenden gingen grijs door de rook als schimmen voorbij, allen op de vlucht, net als wij.
Allen liepen richting het dorp De Waal. We gingen dwars door de landerijen met daarin grote bomkraters en gewond vee. In de
sloten en beschoeiingen slopen zwaar bewapende soldaten. Russen? Duitsers? lk denk Russen. Meer weet ik niet. Het verblijf
in De Waal is een zwarte vlek in mijn geheugen. De volgende dag gingen wij terug en wat ik toen aantrof verbaasde mij.
Vrijwel alle huizen in onze straat waren min of meer ernstig beschadigd en sommige smeulden nog na, een vreemde stank verspreidend.
Maar ons oude gammele huis stond nog vrijwel onbeschadigd overeind. Hoe was dat mogelijk! Een blik op de kerktoren gaf
het antwoord. Hele hoeken waren eraf geschoten. De toren stond in de vuurlinie en ons huis in de slagschaduw, de
dekking. Het geschut had ons niet kunnen raken. Wel lagen er veel blindgangers (onontplofte granaten) en ook zagen wij
dode soldaten onder kleden met de laarzen uitstekend.
Later werden zij afgevoerd op kleine aanhangwagentjes, twee aan elkaar gekoppeld, die de Duitsers gebruikten achter legerauto's. Op
de wagentjes staken de stijve laarzen nog steeds rechtuit vanonder de kleden. Een luguber gezicht.
In de middag en avond werd het geschut gericht op het dorp De Waal en Cocksdorp en kwamen daar de granaten neer met wellicht
identieke taferelen.
Twee dagen later toen ik de Stenen Plaats opliep waar veel mensen stonden, kreeg ik de volgende afschuwelijke ervaring. Daar
werd een Georgiër opgehangen aan een ANWB-bord! Een gewonde voet was gewikkeld in een bloederige lap en hij was gekleed
in iets wat op een pyama leek. Zijn lichaar en gezicht vertoonde sporen van geweld.
Een klein gemeen kijkend Duits soldaatje met brilletje op en een opvallend groot Mauserpistool met houten kolf aan de
broekviem liep trots hanig uitdagend de kring met toeschouwers rond. lk was verbijsterd....niemand deed wat, niemand zei
wat. Hoe konden mensen zoiets laten gebeure?
Na verloop van tijd kwam er een mannetje die een kar onder het hangende lijk reed, pakte een mes en sneed het sisaltouwtje
door. Met een plof viel de dode Georgiër met zijn gezwollen hoofd, blauwpaars vanaf het ingesnoerde touwtje om de
hals, op het karretje en werd weggereden.
Door al deze indringende gebeurtenissen is er weer een gat in mijn geheugen ontstaan. lk neem de draad weer op toen ik
ervoer dat ik naar nieuwe pleegouders ging aan De Dennen.
Daar aangekomen stelde ik mij voor als Cor en hoewel zij wisten dat ik Jacobus Cornelis heette, zei de heer des
huizes: 'we noemen je Jaap'. Hierdoor liep mijn vertrouwen weer een deuk op. Als respons kwam ik niet verder dan 'mijnheer'
en 'mevrouw' Van Twisk en daarbij is het mijn gehele verblijf van ergens midden april tot eind mei 1945 gebleven.
Het woord 'oom' of 'tante' kon ik niet over mijn lippen krijgen, laat staan 'moe' of 'pa'.
De eerstvolgende dag werd ik het bos ingestuurd om dennenappels te zoeken voor het fornuis en dit zou in den vervolge
elke dag zo blijven. Bij de eerste aflevering zei mijn pleegvader: 'Jaap voor vandaag heb je je maaltje verdiend'. Bij
regenachtig weer duurde het rapen om een grote juten zak te vullen een eeuwighheid, maar met mooi droog weer was ik
natuurlijk zo klaar, omdat de dennenappels dan drie keer zo groot zijn. Het huis wat we bewoonden heette 'La Mauve', een
schitterend gelegen prachtvilla aan de bosrand, een paar honderd meter van de Fonteinsnol.
Pas veel later is deze villa gekocht door Jan Wolkers, die er jarenlang woonde en er overleed. In de oorlogsjaren 40-45
moet het toebehoord hebben aan een bunkerbouwer, die voor de Wehrmacht in Groningen werkte en onder andere tankvallen
bouwde, betonnen piramidevormige zuilen, zogenaamde 'drakentanden' om aanvallen met tanks te weren.
Je ziet ze nog sporadisch in weilanden. Mijn pleegouders, genaamd Van Twisk, waren ex-hoteleigenaren van een gesloopt
hotel 'Juliana' dat in een gebogen vorm was gebouwd in De Koog in de stijl van het bekende hotel in Scheveningen. Aan de
muur in de villa hing daar een kopergravure van.
Het hotel in De Koog werd gesloopt omdat het in het schootsveld van een kustbatterij lag die deel uitmaakte van de 'Atlantikwall'.
Van Twisk bezat een grote opslagloods aan de Californiëweg waar o.a. alle hotellinnengoed lag opgeslagen die hij bij
de boeren ruilde voor eieren, zuivelprodukten en andere zaken. De dochter van Van Twisk heette Truus.
Onze dienstmeid heette Tini Helsloot, zij was een dochter van de boswachter, die enkele honderden meters verderop woonde en
die ook nog twee bonken van zoons had. Zij werkte in de keuken en mocht niet bij ons aan tafel zitten. lk, als Amsterdams
schoffie, met nog steeds die vreselijke platte Amsterdamse uitspraak, leerde er met 'mes-en-vork' eten, wat mij aanvankelijk
nogal moeilijk afging waardoor ik in den beginne de maaltijd voortijdig beëindigde en halfhongerig van tafel ging.
Onze huishond was een chocoladebruin/wit gevlekte spaniel, hij heette Peter en was mijn beste vriend, bij wie ik nogal eens
verbleef, in zijn stenen hok, ingebouwd in de villa bij de ingang.
Ik moest wel bij hem kruipen als de villa op slot was en mijn pleegouders op stap waren, het regende en ik de tijd van eten
vergeten was. Mijn pleegouders waren familie van de eigenaren van hotel 'de Lindeboom' in Den Burg en gingen daar vaak op bezoek.
Een enkele keer ben ik eens tegen het laagaflopende dak van de villa geklommen en zo via het raam van de kamer van dochter
Truus het huis binnengekropen. Dit werd mij niet in dank afgenomen en heb ik na een ernstige vermaning nooit meer herhaald.
Soms lag ik te slapen in een 'hooioppertje' als zij thuiskwamen. Enkele honderden meters verderop richting Den Hoorn, voorbij
de Fonteinsnol woonde mijn vriend André Binsbergen, zoon van de bekende 'vogelaar' Binsbergen die in 1944 aan
maagkanker overleed. Vogelaar Binsbergen is de schrijver van het toenmalig bekende vogelboek 'Zien is kennen' met prachtige
tekeningen van Rein Stuurman, die vroeger ook veel bekende hangplaten tekende die in scholen hingen aan de wanden in de
klaslokalen en op de gangen. Zijn boek (vogelgids) is nog steeds te koop.
Het was nog steeds oorlog waardoor ik dramatische dingen meemaakte. De Duitsers jaagden als gekken op verstopte Russen. Er
werden drijfjachten gehouden op menselijk wild. Als een Rus in een hooiberg vermoed werd, werd die in brand gestoken. De
vluchtenden werden zonder pardon doodgeschoten.
Onze villa 'La Mauve' diende als commandopost en was bevolkt met Feldwebels met hoge petten en gewapend met veldkijkers
terwijl zij, al koffiedrinkend op het terras, de 'vorderingen' van hun manschappen volgden.
Een drijfjacht begon met een lange linie van Duitsers gehurkt op één knie, opgesteld circa 50 meter van
elkaar. Op tekens schoof de hele linie met tussenpozen vooruit vanaf Den Hoorn richting De Koog. Deze taktiek is slechts
éénmaal toegepast, Het leverde slechts 5 dode Russen en 15 dode Duitsers op.
De Russen wisten zich zo goed te verbergen, dat zij achter de linie kwamen en vandaar zo veel mogelijk Duitsers doodschoten
en zichzelf zodoende opofferden. Gedurende nachtelijke schietpartijen vlogen lichtgevende kogels langs mijn slaapkamerraam.
In het huis naast ons, richting de Koog, zaten 4 Russen onder de vloer, die onverhoeds moesten verhuizen omdat iemand zich
de informatie had laten ontvallen. Dochter Truus, een prachtige meid volgens mijn waarneming als 1O-jarige, had donker haar en
donkerbruine ogen, evenals haar vader, en was ongeveer 19 jaar oud.
Ze ging paardrijden met Duitsers!
Aan de andere kant van ons huis, voorbij het door Wolkers veelbesproken vijvertje, richting Den Hoorn, stond het witte huis
van familie Schelpzand waarvan de heer des huizes heulde met de Duitsers. Hij stond als een gevaarlijke verrader bekend. Toen
Duitsland capituleerde was hij spoorloos verdwenen, zijn vrouw en kinderen achterlatend. Zij werden uit huis gezet en geplaatst
in een vochtige bunker, waar het water langs de wand liep, deel uitmakend van een bunkercomplex bij Loodsmansduin.
Het vijvertje van Jan Wolkers was tijdens mijn verblijf onderwerp van een volgend drama. Onze huishond Peter, een Engelse
spaniel, werd slecht verzorgd en aan zijn lot overgelaten. Daar wist deze jachthond wel raad op. Met jagen kwam hij aan
de kost. Op een keer kwam hij thuis met alleen nog de kop van een konijn in zijn bek. Hij zat onder het bloed. Mijn
pleegvader pakte hem in zijn nekvel en zwiepte hem de vijver in. Als hij naar de kant gezwommen was werd hij wéér
gegrepen en nogmaals de vijver ingezwiept. Dit ging zo enkele malen door. Dit stuk 'hondenopvoeding' had echter weinig
effect. Peter ging nog vaker weg en bleef nog langer van huis.
We speelden vaak bij de uitkijktoren op de Fonteinsnol en richtten er een graf in. Er was eens een vliegtuig neergestort,
mogelijk een Mitchell. In het zand op de kaalgebrande plek vonden we nog menselijke resten, zoals een kaak met kiezen.
Deze begroeven wij in het graf, afgebakend met stenen en schelpen. Zelfs een bloeiende lupine werd geplaatst.
Op een dag vond ik briefjes in het bos blijkbaar uitgestrooid door een vliegtuig, waarop stond dat Duitsland had
gecapituleerd. Einde oorlog dus, maar helaas.
Toen ik op zekere dag thuiskwam vond ik mijn pleegmoeder in tranen. De stoere boeren-BS-jongens hadden Truus weggehaald.
(BS=Binnenlandse Strijdkrachten). Flinke kerels, die je tijdens de Russenstrijd nergens zag. De 'Atlantikwal' werd min
of meer verlaten, waardoor ik de kans kreeg de hele weg naar zee, die vroeger met prikkeldraad geblokkeerd was, af te
lopen tot aan het strand bij Westerslag.
Onderweg zag ik een gigantische bruine vogel in een duinpan zo groot als ik nog nooit gezien had. Absoluut een zeearend! Het
strand was totaal verlaten. Er lagen wel een paar grote ijzeren bollen met metalen tentakels eraan en lange raketachtige
projectielen. Kennelijk zeemijnen en torpedo's.
Op de terugweg kon ik zomaar de verlaten bunkers in. Dit was een jongenswalhalla. Metalen kisten vol met mitrailleurbanden en
handgranaten, zoals de moffen wel tussen hun riem droegen, met houten handvatten en schroefdop (met daarin het bekende witte
koordje en kraaltje), granaten en dozen met gele zoals wij die in het laatste oorlogsjaar naast de bekende zogenaamde kleizeep gebruikten.
lk stopte mijn broekzakken vol en kwam behangen met mitrailleurbanden bij onze villa aan. Toen ik mijn pleegvader vol trots de
gele blokken zeep toonde, trok hij lijkbleek weg, deed enkele stappen achteruit en joeg mij de deur uit! De blokken gele
zeep bleken blokken trotyl te zijn, een gevaarlijke springstof!
De dagen daarna beleefde ik toch als een heerlijke tijd. We haalden honderden patronen en ander oorlogstuig weg uit de bunkers.
Om de bunkers heen waren velden afgezet met prikkeldraad. In de velden stonden borden met een doodshoofd en verschillende
kleuren bolletjes erop geschilderd. Dit waren mijnenvelden, al dan niet gevaarlijk, daar bleven we uit.
De patronen en granaten werden met een tang gedemonteerd of opengeschroefd, we maakten lange sporen van kruit eindigend
in een berg. Met een enorme snelheid vloog de vlam door het spoor, eindigend met een gigantische vuurbal.
Ondanks het feit dat mijn pleegvader ons erg goed in de gaten hield, waren onze voorraden onbeperkt. Langs de weg aan de
overkant van ons huis waren zogenaamde schutterputjes gegraven, waarin wij onze spullen verstopten. Hoewel ze wellicht niet
meer bestaan, raad ik iedereen af daar te graven.
Op een dag toen ik in Den Burg was, klonk er een enorme explosie gevolgd door een serie knallen die lange tijd voortduurden
alsof het een feestvuurwerk was. Vanuit die richting kwamen mensen in grote paniek aangerend. Volgens zeggen hadden Duitsers, die
hun nederlaag niet konden verkroppen, een vrachtauto volgeladen met munitie op de huizenrij laten inrijden met uiteraard weer
een ravage en burgerslachtoffers.
Ergens eind mei of begin juni werd ik weer naar Amsterdam teruggestuurd. Hoe dit is gegaan weet ik mij niet te herinneren. Een
ding weet ik zeker: ik wilde niet naar huis! Het schrille kontrast tussen het vrijbuitersleven in de verlaten open natuur en
de benauwde gesloten stad riep bij mij grote weerstand op. Het zou een grote rol spelen in het vervolg van mijn leven met
als logisch gevolg het vertrek uit Amsterdam.
EPILOOG
Het was ontzettend moeilijk om de draad weer op te nemen. De school werd opgestart en het weer wennen aan een dagelijks
ritme was zeer beklemmend en voelde als een straf. Mijn verlangen naar Texel was groot. Aan alles was gebrek, er was van
alles niets.
Op een stuk grauw papier van een kruidenierpuntzak schreef ik met potlood een bedankbriefje aan mijn pleegmoeder van
Twisk. lk kreeg nooit antwoord, blijkbaar waren haar verdriet en zorgen te groot. Truus was, voor zover ik wist, nog steeds
niet thuis. Jan Meijer, de onderduiker, werd oneervol ontslagen in de rang van korporaal wegens onduidelijk gedrag aan het
begin van de oorlog.
Zijn verweer dat hij e.e.a. uitvoerde als contraspionnage kon hij niet bewijzen omdat de opdrachtgevers niet te vinden waren
en ook geen andere getuigen. Zelfs zijn oorkonde van generaal Eisenhower als dank voor zijn verzetswerk in de laatste
oorlogsjaren, mocht niet baten.
Hij liet zijn vrouw en 3 kinderen in de steek.
Het feit dat hij bij ons thuis bleef hangen, had voor mij grote gevolgen en droeg bij tot zeer dramatische familiebetrekkingen.
Zijn gedrag is nooit openlijk aan de orde gesteld, wat veel ellende had kunnen voorkomen indien dit wél gebeurd was. In
die tijd wilde je je ouders niet kwetsen en was het norm dat je je ouders altijd dankbaar moest zijn.
Tegenwoordig hebben de verwekkers een zorgplicht en hebben de kinderen zelfs rechte, wat niet wil zeggen dat respect niet meer bestaat!
Pas 4 jaar later, in 1949, toen ik mijn eerste tweedehands fiets kreeg, reed ik via Schoorl naar Texel en verbleef er in
de jeugdherberg 'Panorama'. lk bezocht er het Russenkerkhof vlakbij. Er heerste een serene rust en stilte vanwege zoveel
zinloze slachtoffers! In villa 'La Mauve' trof ik niemand thuis. lk heb niet verder gezocht of gevraagd. Oude wonden openhalen
en pijnlijke vragen, daar had ik eigenlijk geen zin in. Ook mijn vriend André Binsbergen vond ik niet meer. Met een
leeg gevoel verliet ik het eiland.
Pas in 1957, 12 jaar na de oorlog, keerde ik terug, vergezeld van mijn vrouw, op onze 'huwelijksreis'. lk vond mijn
pleegouders, Van Twisk, in een deplorabele toestand in een huis aan De Koog. Mijn pleegmoeder zat in een invalidewagentje
door een hersenbloeding. Ze had echter nog niets van haar waardigheid verloren. Ze was keurig gekapt en zag er zeer verzorgd uit.
Ze was nog steeds dezelfde struise kloeke vrouw, die voor mij toendertijd zo onbereikbaar bleef. Maar hij, de excentrieke
scherpe beweeglijke Van Twisk was een wrak. De glans was uit zijn ogen en zijn vaak harde geen wederwoordduldende uitspraken
waren verschrompeld tot een nauwelijks verstaanbaar gemurmel.
Uit zijn sigarettenkoker mocht ik er eentje opsteken. Er zaten wel 4 verschillende merken in, allemaal krijgertjes. Over
dochter Truus werd niet gesproken, wél over hun kleindochter.
Wij logeerden bij ene mevrouw Koopmans, een zeer spontane hartelijke vrouw. lk zag ook de bordjes van 'Zimmer frei' en had
het er zeer moeilijk mee. Het was het begin van de tijd dat de Waddeneilanden een opkomende belangstelling kregen van onze
oosterburen, van wie sommigen als ex-bewoner van een toenmaals gevorderd huis.
Na 40 jaar organiseerde de gemeente Texel een reünie voor de 'Amsterdammertjes' op 11 mei 1985. Op de gereserveerde
veerboot werden diverse namen omgeroepen. Zo ook de mijne. lk ontmoette een leuke energieke jongedame. Het bleek de dochter
van Nettie te zijn, Andrea, de kleindochter van 'tante Dien', die zelf niet aanwezig was omdat ze in een verpleeghuis verbleef.
Het was een emotioneel weerzien na 40 jaar.
Na een rondtocht over het eiland en een wandeling in Den Burg werd de dag besloten in hotel 'de Lindenboom'. Daar ontmoette ik
ook mijn buurmeisje, inmiddels Franci geheten.
lk werd zo week als een gesopte beschuit. In haar zag ik mijn jeugd voorbijgaan vanaf mijn 2e jaar toen ik er kwam wonen tot
mijn 21e en ik naar zee ging.
Veel was er veranderd. Ons voormalig huis in de Weverstraat herbergde een supermarkt. Het toerisme floreerde, waardoor het
moeilijk was je in de oorlogssfeer te verplaatsen en je je nauwelijks kon voorstellen dat het allemaal echt gebeurd was.
Het ANWB-bord waaraan de Georgiër hing was weggehaald.
Op 26 mei 1985 ontmoette ik 'tante Dien' in het verpleeghuis Dekkerswald in Groesbeek. lk trof haar aan in een rolstoel,
net als mijn tweede pleegmoeder, na een hersenbloeding. Het werd een ontroerend weerzien. Ze was blij, energiek en zonder
wrok. Per slot van rekening was haar echtgenoot bij ons thuis in Amsterdam blijven hangen en bleef zij met 3 kinderen alleen.
Natuurlijk kon ik daar niets aan doen, maar toch voelde ik mij schuldig. Tot haar dood in 1995 ben ik haar blijven bezoeken,
niet uit schuldgevoel, maar omdat we behalve de oorlogservaring en haar ex nóg iets gemeen hadden: een nooit aflatende
strijdlust, waarbij ze voor zichzelf niet makkelijk was, maar zeker ook niet voor haar omgeving.
Vanuit de diepste put kon zij zich de weg omhoog vechten en zag zij het weer helemaal zitten.
En wat hebben de Georgiërs geleerd? Zij begonnen een uitzichtloze strijd om de eigen huid te redden, er op gokkend
dat de geallieerden zouden bijspringen... dat mislukte en kostte honderden mensen het leven. En in augustus 2008, na 63 jaar,
deden zij precies hetzelfde.
Hun president Sakaashvilli provoceerde in augustus 2008 ex-president Poetin, er op gokkend dat de NAVO zou bijspringen en
zij ook nog spoedig lid zouden worden van de NAVO met daarvan de (economische) voordelen.
Maar helaas, ook dit eiste alleen maar weer slachtoffers. Zelfs zijn Nederlandse echtgenote Sandra Roelofs, die notabene
de Georgische graven op Texel had bezocht en zeker de toenmalige ellende moet hebben begrepen, had daar geen enkele invloed op.
De Georgiërs hebben dus niets geleerd!
J.C.Ruska, Austerlitz, januari 2010
Jacobus Cornelis (Cor) Ruska ligt begraven op de begraafplaats aan de Oude Postweg 80 te Austerlitz.
Met dank aan Yvonne Pieper-Kamstra.