De politie van Amsterdam werkte voor de bezetter
Wat mag je verwachten van de politie; de overheidsdienaren die de veiligheid van de burgerij dienen te
waarborgen? En wat denkt de politieman ervan dat zijn regering en Koningin in het buitenland zit en vanaf
afstand roept dat je vooral weerbaar moet zijn en vertrouwen moet hebben? 'Blijf hoop houden' was het
devies.
Welke invulling gaven politie-agenten aan hun taak tijdens de oorlogsjaren?
Van de politieman werd verwacht dat hij de belangen van alle Nederlanders moest verdedigen, mits dat geen gevaren
voor hemzelf met zich meebracht. En niet alleen dat laatste bleek een rekbaar begrip.
Het begint met een loyaliteitsverklaring
Als je gevraagd wordt "ben je Jood, zo ja, opkrassen, de dienst verlaten, zo nee, dan teken je dat je geen
Jood bent en doe je je werk, de leiding van dit land ligt niet in Engeland maar hier, onder andere bij de
leiding van het korps".
Van de top tot aan de diender op straat wordt door de Duitsers verwacht dat er werd meegewerkt aan het
bereiken van de doelstellingen van de bezetter. Dat dat vanaf 1943 dermate ernstige handelingen vereiste dat
er anoniem gemord wordt in het Amsterdamse politiekorps veranderd helaas niets aan de inzet van de korpsleiding
en de dienstdoende agenten. "Voor je eigen veiligheid kun je maar beter meewerken", deze opmerking werd opgetekend uit de mond van de
commissaris van een politiebureau in Amsterdam.
De dienders haalden eerst jonge mannen op, die konden wel tegen een stootje en ach, ze moesten werken in
Duitsland dus die komen wel weer terug, zo werd er ten onrechte gedacht en gehoopt. Toen waren de ouderen aan de beurt, daarna moeders
met kinderen. Toen die zich overdag stil hielden volgden de razzia's waarbij midden in de nacht kleine kinderen
uit hun bed werden gehaald en met hun moeder op transport werden gesteld, de Jodentram in en naar de Hollandsche
Schouwburg om een paar dagen later een enkele reis naar de vernietigingskampen te maken.
De Duitsers en de Amsterdamse politie trokken eensgezind op, er is nooit sprake geweest van openlijk protest
tegen deze wantoestanden, hier en daar morde een agent, maar dat werd rap door de korpsleiding de kop ingedrukt.
In sommige weken werd er gemiddeld iedere twee minuten een Jood uit zijn huis gehaald. Verreweg de
meeste malen was daar een Amsterdamse politie-agent bij aanwezig.
Districten
De Amsterdamse poltie was ingedeeld in districten, de zogenaamde secties.
Admiraal De Ruyterweg
Van Beuningenplein
Cruquiusweg
Ertskade
Haarlemmerplein
Houtmarkt
Insulindeweg
Jonas Daniël Meijerplein
Katten-/Oostenburgergracht
Leidseplein
Linaeusstraat
Marnixstraat
Mosplein
Overtoom
Pieter Aertzstraat
Raampoort
Singel
Spaarndammerstraat
Stadhouderskade
Warmoesstraat
Westerdoksdijk
Zeeburgergracht
Zoutkeetsplein
Meldings- en dagrapport
De politie hield meldingsrapporten bij waarin werd opgetekend wie er dienst had en wat er die dag gebeurde. Van de meldingsrapporten
werden dagrapporten gemaakt voor de leiding. De meeste van deze rapporten
zijn bewaard gebleven, maar hoe betrouwbaar ze zijn is natuurlijk de vraag.
Goed voorbeeld is het verraad van Anne Frank, het sterke gerucht gaat dat daar een politieman bij betrokken was, maar de naam van de
bewuste man komt niet in het dagrapport voor, hij zou niet gewerkt hebben die dag.
Het kan zijn dat er gezocht is op de zondag, maar dat e.e.a. zich 's nachts afspeelde en dat dat terug te lezen zou moeten zijn in
het dagrapport van de daaropvolgende maandag. Wat natuurlijk ook kan is dat het dagrapport onvolledig was of 'bijgewerkt'.
Slachtoffers nu traceerbaar
In de rapporten staan de namen van verzetsmensen en joden die door de Amsterdamse politie zijn opgepakt. Van veel slachtoffers is niet
bekend wat er met hen is gebeurd, via de gedigitaliseerde rapporten is dat in veel gevallen nu wel terug te vinden.
Bijzonder is dat de rapporten geen gegevens bevatten van agenten, tenzij ze buiten dienst werden gesteld, zoals agenten die hun
taken niet plichtmatig genoeg volbrachten door bijvoorbeeld de andere kant op te kijken als een Jood vluchtte.
Hendrik Voordewind
Commissaris van politie te Amsterdam
Tijdens de oorlog is Voordewind een hoge politiebaas in Amsterdam, hij leidt bureau Warmoesstraat en wordt door de Duitsers
gedoogd want hij werkte mee, zo gaat het verhaal. Maar de werkelijkheid ligt iets genuanceerder. Voordewind zou volgens
teruggevonden documenten gezien worden als tegenwerker en is ook op transport gesteld, op het eind van de oorlog.
Hij zou het verzet ter wille zijn geweest en naar verluidt was hij bevriend met een van de grootste Amsterdamse verzetshelden, Gerrit van
der Veen. Hij overleefde de oorlog en keerde terug op zijn post van voor de oorlog, hoofdbureau Warmoesstraat. Hij wilde geen
hoofdcommissaris worden.
Later verschenen er boekjes 'de commissaris vertelt'. Die commissaris was dus Hendrik Voordewind.
Sybren Tulp
Aan Hanns Rauter besteed ik later (
link) nog een pagina, Rauter was de hoogste SS'er tijdens
de bezetting van Nederland en verantwoordelijk voor de orde in Nederland, in de meest ruimste zin van het woord. Rauter had twee
bazen, de evenknie van Hitler in Nederland (Seyss-Inquart) en de hoogste SS baas (Heinrich Himmler.)
De Duitsers stelden bestuurders aan die pro-Duits waren, dat gold voor burgemeesters en ministers, maar ook voor de korpsleiding van
de politie. Hendrik Voordewind was niet 'pro' genoeg dus kwam hij niet in aanmerking voor een hogere positie.
H.J. Versteeg is dan hoofdcommissaris van politie, deze voormalig inspecteur aan het bureau Ferdinand Bolstraat werd korpschef maar
lang genieten van deze functie was er niet bij. Op 7 mei 1941 stapt er een pro-Duitse hoofdcommissaris de burelen van het hoofdbureau van
politie binnen: Sybren Tulp.
Hanns Rauter was de Duitse politie chef en daarmee de hoogste politiebaas, hij ontsloeg Versteeg en stelde Tulp aan.
Tulp had ervaring met relletjes, hij had zich positief onderscheiden als KNIL-militair in de Oost en was ook nog eens een aanhanger van de
ideologie van Adolf Hitler. De Duitsers kregen zelf geen grip op het verzet dat in februari 1941 voor een grote staking had gezorgd, ondanks
razzia's en verboden bleef het onrustig.
Sybren vormde een speciale eenheid (Bureau Joodse Zaken) met ruim 250 leden die zeer goed uitgerust waren en een eigen
kazerne hadden, een voormalig schoogebouw dat Sybren een week na zijn aantreden vorderde. Het grote complex werd begrensd
door de Ferdinand Bolstraat, Van Hilligaertstraat en het Cornelis Troostplein. De originele situatie rond het gebouw is behouden
gebleven met uitzondering van het terrein aan de overzijde van de Ferdinand Bolstraat waar de 'oude' RAI was en nu het Okura Hotel staat.
De leden van de elite eenheid van Tulp werden 'Schalkhaarders' genoemd naar de plaats waar ze werden opgeleid. Formeel waren zij
hulppolitie, maar in werkelijkheid onderdeel van de N.S.B. en gespecialiseerd in het uitvoeren van razzia's.
Op 3 oktober 1942 werd Tulp ernstig ziek, op 22 oktober overleed hij op 51-jarige leeftijd. Zijn weduwe ontving van Heinrich Himmler
een telegram waarin hij Sybren prees. Een compagnie van het Amsterdamse politiekorps kreeg zijn naam: de Sybren Tulp-compagnie,
de agenten die hier werkten werden in de volksmond zwarte tulpen genoemd.
Binnen de politie was Sybren Tulp zeer geliefd, bij de burgers gehaat en gevreesd.
Bureau Joodse Zaken stond onder leiding van de overtuigd anti-semitische Nederlander Rudolf Dahmen von Buchholz, ook al doet zijn
naam Duits aan. Vanaf april 1942 liet Dahmen von Buchholz Joodse zwarthandelaren oppakken, zij werden naar de Nieuwe Doelenstraat
gebracht, niet veel later was iedere Jood een doelwit van de mannen van het elfde district, zoals de eenheid Joodse Zaken werd genoemd,
velen 'verdwenen'.
Na de dood van Tulp werd het bureau toegevoegd aan de SD.
Poppesnor
Vandaag de dag noemen we een agent nog wel eens poppesnor, naar een van de meest beruchte agenten uit de oorlog, Hendrik (Henk)
Blonk. De volledige 'bijnaam' van Henk was Pietje Poppesnor, hij stond bekend als een harde agent die reeds voor de oorlog naam had
gemaakt als geducht boevenvanger.
Blonk, geboren te Leiden op 10 maart 1893, was sinds 1935 lid van de NSB en 'slechts' politieman, hoewel hij graag bij de
recherche had gewild, naar verluidt was hij daar te dom voor.
In december 1942, het Bureau Joodse Zaken bestaat dan precies een half jaar, wordt Blonk, alias Poppesnor, toegevoegd aan de
Jodenhaters van district 11. Hij werkte er slechts enkele maanden, maar maakte een onwisbare indruk bij de nazi's, hij pakte meer dan
vijftig Joden op, maar beweerde later voor de rechter zelf dat het er meer dan honderd waren geweest.
Na de oorlog werd hij opgepakt en berecht, een ooggetuige weet zich te herinneren hoe Poppesnor werd gearresteerd en op een
platte kar werd gegooid door een BS'er met een stengun die Bonk dwong het Wilhelmus te zingen.
Tijdens de rechtzaak bleek niet alleen hoe meedogenloos Henk was geweest, maar ook hoe ijdel en dom. De aanklager eiste
twintig jaar gevangenisstraf, de rechter kende slechts acht jaar toe, daarvan zat hij er slechts twee uit, want in 1949 was
hij alweer vrij man en begon een detectivebureau aan de Amsterdamse Admiraal de Ruyterweg.
Het verhaal gaat dat hij ook NSB'ers oppakte die hun boekje te buiten waren gegaan.
Foto van het Politiemuseum
Ter gelegenheid van de ingebruikname van de kazerne van het Politiebataljon Amsterdam op 2 juli 1941 werd er een officieel defilé gehouden
waar de door de Duitsers aangestelde 'foute' burgemeester Voûte, Rauter en de NSB'er Tulp bij aanwezig waren.
Tulp had één grote kwaliteit, hij wist mensen voor zich te winnen. Als een diender moeite had met het uit huis slepen van vrouwen
en kinderen dan smoorde Sybren de onrust in de kiem. Hij ging mee met razzia's en sloeg er zelf ook lustig op los. Hij werd één
van de mannen waardoor de acceptatie met de dag groeide.
Maar de boodschap was ook duidelijk: een dienstbevel is er om uit te voeren, deed je dat niet dan werd dat beschouwd als sabotage of
desertie en leidde direct tot arrestatie, voor je het wist zat je zelf in een concentratiekamp of je werd ter plekke doodgeschoten. Een enkeling
hield bezwaren, die namen ontslag of doken onder.
Een Duits opsporingsregister uit 1943 vermeldt een kleine honderd ondergedoken politiemannen. Rauter kondigde toen een maatregel af
waarbij familieleden van ondergedoken politiemensen opgepakt moesten worden.
Nog zo'n 150 politiemensen doken toch onder. Richting de
hongerwinter van 1944 waren dat er in totaal 600. Dat aantal nam niet meer toe, maar in 1944 woonden er ook nog nauwelijks Joden in
Amsterdam en was de laatste grote razzia al lang achter de rug.
Het aantal ondergedoken politiemannen steekt schril af tegen de totale bezetting van de Nederlandse politiemacht: 17.000!
Dus pas op het eind van de oorlog kwam er schoorvoetend meer verzet vanaf de werkvloer van de politie, de meeste Joden waren toen al uit hun
huizen gehaald en vergast. De helft van de politiemannen werd na de oorlog verdacht van wandaden, een groot deel werd ontslagen en/ of
vervolgd. In Roterdam waren openlijk knokploegen actief die bestonden uit politie-agenten, dergelijke verhalen doen over Amsterdam niet de
ronde omdat Sybren Tulp een zeer geraffineerde manier had bedacht om met de Duitsers mee te werken.
Zijn omgang met zijn mannen en de oprichting van een commando waren de Duitsers zeer welgevallig.
Conclusie
Amsterdamse politie-agenten hebben bijna de gehele oorlog met de Duitsers meegewerkt. Als het al tot een protest kwam werd dat afgedaan als
'meewerken is beter voor jou'. Toen Versteeg moest vertrekken en Tulp zijn zaakjes goed geregeld leek te hebben verstomden nagenoeg
alle protesten.
Hendrik Voordewind overleed in 1972, hij is nimmer aangemerkt als omstreden en dan ook niet vervolgd voor het meewerken met de
Duitsers. Op 3 oktober 1942 werd Sybren Tulp plotseling ziek, op 22 oktober overleed hij, hij is 51 jaar geworden. De weduwe van Tulp
ontving van Himmler een telegram waarin hij Tulp prees. Bij de crematie op 26 oktober sprak Rauter lovende woorden en maakte bekend dat
de eerste compagnie van het Amsterdamse politiebataljon de naam van de overleden hoofdcommissaris zou dragen: de Sybren
Tulp-compagnie.
Vergoeilijking
Er waren agenten die hun werk deden omdat ze dachten dat het anders nog erger zou verlopen als de Duitsers al het werk zelf zouden doen. Er
ontstond zo ook ruimte soms de andere kant op te kijken.
Maar er zijn gevallen van politiemannen die zich ernstig misdroegen. Ook zijn er verhalen bekend van diefstallen door de politie uit huizen
van Joden waarvan ze wisten dat die toch niet meer terug zouden komen.
Weetje 01
Heinrich Himmler was zo in zijn nopjes met Tulp dat hij in 1942 een bezoek bracht aan de Amsterdamse agenten en Sybren Tulp.
Op het Museumplein werd een ere-inspectie afgenomen door de hoogste SS-officier van het Duitse Rijk.
Weetje 02
Sybren Tulp had een halfbroer (Haring) die tijdens de oorlogsjaren lid was van het verzet. Hij werd opgepakt en stierf in
concentratiekamp Buchenwald op 19 oktober 1942. Bijkomstige bijzonderheid is dat dat dus drie dagen voor het plotselinge
overlijden van Sybren Tulp was.
Weetje 03
De meldingsrapporten van de politie over personen die 100 jaar of langer geboren zijn kunnen vrij door een ieder worden ingezien,
andere rapporten alleen door familieleden die kunnen aantonen dat ze familie zijn en dat de betrokkene is overleden.
Na de oorlog: Militair Gezag
Politiezuivering
Het Militair Gezag dat al tijdens de oorlog in Engeland was opgericht moest direct na de bevrijding orde op zaken stellen. Er vonden 7500
onderzoeken plaats, 2000 man werd ontslagen, 1500 kregen een disciplinaire straf. Negen politiemensen kregen de doodstraf die ook
daadwerkelijk werd uitgevoerd. Iedereen die een gevangenisstraf kreeg is vervroegd vrij gelaten.
Naar schatting de helft kreeg niets te horen. Afgaande op het zeer kleine aantal onderduikers (600 van de 17.000) onder politie-agenten
zou voorzichtig gecomcludeerd mogen worden dat 97% van de Nederlandse en dus ook de Amsterdamse politie 'fout' was en dat de helft daarvan daar wel
zeer eenvoudig mee weg is gekomen.
Over wat goed en fout en verwijtbaar fout is lopen de meningen uiteen. Het feit dat er zo weinig bekend is over de Amsterdamse politie tijdens
de Tweede Wereldoorlog lijkt goed verklaarbaar als je ziet hoe weinig protest er was. Verreweg de meeste agenten konden na de oorlog gewoon weer
aan de slag.
Foto onder: het afvoeren van arrestanten uit het politiebureau Nieuwe Doelenstraat 13 in 1942
Herkomst: Stadsarchief; Collectie Bart de Kok (
link) en Jozef van Poppel
Vervaardiger: Bart de Kok (fotograaf)
De foto's van NSB'er Bart de Kok zijn in 2011 boven water gekomen
Guus Meershoek
In 1999 kwam er een boek uit van Meershoek over de politie tijdens de bezettingsjaren.