Moos Cohen
In de collectie van het Stedelijk Museum in Amsterdam bevindt zich onderstaand schilderij, in het museum zelf zul je het niet aantreffen,
het past wellicht niet in de collectie. Het tafereel schetst de markt op het Amsterdamse Amstelveld, een plein achter de
Utrechtsestraat, langs de Reguliersgracht.
Het werk is vervaardigd in 1930 door de Joodse schilder Moos Cohen.
Een sprongetje naar Tiel
Moos schilderde onder andere ook de Reguliersgracht, die dus evenwijdig aan de Utrechtsestraat loopt waartussen het Amstelveld ligt, de
Kerkstraat komt uit op het Amstelveld, een van de langste straten van Amsterdam.
Maar als je door de gelijknamige Kerkstraat in Tiel wandelt heeft de slagerij van Levie Abraham Cohen plaats moeten maken voor
nieuwbouw, de winkel verkocht vlees dat in het eigen abatoir aan de achterzijde van de winkel werd geslacht. Het was het bedrijf
van de ouders van Moos.
Op 4 maart 1901 kreeg het gezin Cohen een zoon, Mozes Cohen, Moos werd, zoals gebruikelijk bij Joden met die naam, zijn roepnaam. Moos
kon al op zeer jonge leeftijd zeer goed tekenen, ging op elf-jarige leeftijd naar de HBS en kreeg op zaterdag les in de Joodse
gebruiken van een rabbijn.
Hoewel Moos zeer gecharmeerd was van het Joodse geloof en een tijd lang plannen had om ook rabijn te worden koos hij er in 1921 toch
voor om naar Amsterdam te verhuizen zodat hij naar de Rijksacademie voor Beeldende Kunsten kon, hij presteerde daar volgens zijn
leraren bovenmatig.
Moos was een plattelands Jood die het moeilijk had in het snelle bestaan in de grote stand waar vriendschappen vaak vluchtiger waren dan
het water. In 1928 studeerde hij af, maar wilde niet terug naar Tiel. Hij betrok een appartement aan het Singel (nummer 311) en had aan
de Prinsengracht (nummer 824) en op de Stadhouderskade (nummer 135) een atelier/galerie.
De Stadhouderskade, geen leuke buren
Op nummer 135 had Moos een atelier, enkele huizen naar rechts had
Abraham Puls op
nummer 104 een loods, enkele huizen naar links woonde de beruchte
Dries Riphagen op
nummer 144. De biljardfabriek Wilhelmina, die vandaag de dag nog altijd bestaat, was gevestigd aan de Stadhouderskade 127.
Moos was op 19 mei 1938 getrouwd met de niet-Joodse Geertruida (Truus) Bessems, zij kregen geen kinderen. In 1942 werd het het
echtpaar te heet onder de voeten, Moos had gehoord van de razzia's en dat veel Joden hun bezittingen kwijtraakten. Hij besloot zijn
werk onder te brengen bij Jeanne Maria Johanna Leeuwenberg-Foekens, een vriendin die op de Stadionkade (nummer 41, een hoog) woonde.
Hier lag jarenlang zijn werk op zolder opgeslagen totdat er in het voorjaar van 1988 bij Jeanne werd ingebroken, de politie deed in het pand
onderzoek en inventariseerde wat er gestolen was, men stuitte toen op de werken van Moos Cohen, Jeanne was ze al lang vergeten,
maar wilde er nu wel vanaf.
Truus had na terugkeer uit Auschwitz geen interesse in het werk van haar man getoond, aldus mevrouw Foekens in 1988, die zich
vrij voelde de werken van Moos te verkopen.
Het trieste einde
Moos en Truus probeerden op 4 november 1942 naar Zwitserland te vluchten maar werden onderweg opgepakt en naar
het Franse internerings- en doorgangskamp Drancy overgebracht en direct op transport gesteld naar Auschwitz. Omdat Truus
geen Joodse was overleefde zij de oorlog, wanneer zij is overleden heb ik niet nagetrokken.
Moos werd op 7 november 1942 vergast door de nazi's.