Vergeten als verzetsheld, gedood door een Duitse kogel
Jan is slechts 39 jaar oud geworden. Op een dag hoort hij rumour buiten. Vanuit de Ferdinand Bolstraat ziet hij hoe een groep buurtbewoners
bijeen wordt gedreven. Maar waarvoor? En waarom?
Jan ziet het allemaal met lede ogen aan, hij kan niets doen want misschien pakken ze hem wel op, Jan is immers actief in het verzet. Hij blijft in
zijn kamer bij de familie Van der Vlier aan de Stadhouderskade en staat voor het raam. Vanuit andere hoek komt een groep mensen
aangelopen, zij worden onder schot gehouden door Duitsers met mitrailleurs, de naar schatting veertig (later blijken het er dertig te zijn)
gevangenen hebben de handen achter het hoofd en worden richting het Eerste Weteringsplantsoen gedirigeerd.
Op nummer 1 hebben de Duitsers een kantoor, worden ze daarheen overgebracht? Jan begrijpt er niets van, maar realiseert zich wel dat dit
zeer ernstig is.
Op het Eerste Weteringplantsoen ligt een berg vuilnis, dat is al tijden niet opgehaald. De weerstand van de bevolking tegen de Duitse bezetting
groeit met de dag, maar angst overheerst. Het zuiden van Nederland is dan al lang bevrijd, de Duitsers houden zich schuil in het noorden, Arnhem
is niet gevallen waardoor de bezetter stand kan houden.
De spoorwegstaking die al maanden duurt heeft de Duitsers belemmerd, maar ook de bevolking aan de rand van de hongersdood gebracht, de winter
is koud en zou de geschiedenis ingaan als de 'hongerwinter van 44' (
link.) De dertig mannen
moeten zich in drie groepen opstellen voor een van de huizen aan het plantsoen, toevallig een huis waar in een kelder tijdens eerdere jaren
van de oorlog onderduikers hebben gewoond. De moffen lijken daar niets van te hebben geweten want tot een inval is het nooit gekomen.
Jan staat stoïcijns te kijken vanachter het glas in zijn kamer, hij waant zich veilig, maar wordt ijskoud, er staat daar iets vreselijks
te gebeuren.
De samengebrachte buurtbewoners worden door SD'ers gedwongen om toe te kijken, onwetend wat er staat te gebeuren. Een derde van de groep
wordt naar voren gehaald, het moeten er een stuk of tien, twaalf zijn geweest. Er vallen schoten, er is gegil. De mannen zakken in elkaar, niemand
overleeft de laffe daad.
Tal van bewoners raakten in paniek en begonnen te rennen, de Duitsers konden niet iedereen meer in bedwang houden. De volgenden leken
aan de beurt om te worden vermoord, want een tweede deel van de groep werd naar voren geduwd. Ook zij werden in koele bloeden doodgeschoten,
maar tijdens deze terreurdaad spatte ook het glas van de kamer van Jan Koopmans uit elkaar, een verdwaalde kogel drong zijn huis binnen en
vond het linkeroog van Jan.
Vele dagen balanceerde Jan Koopmans in het ziekenhuis tussen leven en dood, op 24 maart gaf zijn lichaam het op, Jan was 39 en het, naar
later bleek, 31-ste slachtoffer van de zoveelste zinloze slachtpartij van de nazi's.
Een ooggetuige zou later zeggen:"
Hier staan brullen, achter mijn moeders rug weggekropen omdat de moffen ons bij elkaar dreven en wij getuigen moesten zijn van mensen die
hier gefusilleerd werden
Noem jij dat maar een 'zwart kantje' Joop. Mijn moeder heeft maanden op bed gelegen van ellende. En ze is nooit meer de oude geworden. Met
dank aan die moffen.
Jan Koopmans, een man van het verzet
Jan is geboren in Sliedrecht op 26 mei 1905, na de HBS gaat hij in 1925 theologie studeren in Utrecht waarna hij na drie jaar predikant wordt
in Elkerzee op het Zeeuwse Schouwen. Aansluitend is hij voorganger in het eveneens Zeeuwse 's-Heer-Hendrikskinderen tot 1938. Daarna ging hij
enkele jaren aan de slag als Bijbelstudiesecretaris van de Nederlandse Christen Studentenvereniging. In die periode publiceerde hij zijn bekendste
theologische werken.
De oorlog is al in volle gang als Koopman in 1941 predikant wordt van de Hervormde Gemeente van Amsterdam. Jan zag al snel dat Joden door
de Duitsers systematisch werden beroofd van hun vrijheden, regelmatig protesteerde hij daartegen, zijn werk als predikant behoedde hem ervoor
ook te worden opgepakt, zo kon hij veel Joden helpen.
Hij publiceerde de brochure 'Wat wij wel en wat wij niet geloven'. Daarin noemde hij het antisemitisme een van de hardnekkigste en dodelijkste
vormen van verzet tegen de heilige en barmhartige God'.
Bijna te laat
In november 1940 verschijnt er landelijk een illegale brochure onder de naam 'Bijna te laat'. De zestien pagina's tellende brochure
verschijnt anoniem, maar is geschreven door Jan Koopmans. Aanleiding was de door de Duitsers op 30 september
1940 afgekondige order waarin overheidspersoneel moesten verklaren dat ze geen Jood waren, de zogenaamde Ariërverklaring.
Jan was fel gekant tegen het ondertekenen van de verklaring en was woest toen hij hoorde dat velen dat wel deden. Zo schreef hij in
één nacht de brochure waarin hij waarschuwde voor de volgende stap van de nazi's, namelijk ontslag van de Joden. Vandaar:
'Bijna te laat'.
In augustus 1942 werd het 'Adviesbureau ten bate van niet-arische Christenen opgericht' waarvan Jan de leiding kreeg, het bureau was gevestigd
in de Nieuwe Kerk op de Dam, het voornaamste doel was om Joden uit handen van de nazi's te houden. Jan verstrekte doopwijzen waaruit bleek dat
de houder ervan geen Jood, maar een Christen was. Ruim duizend Joden wisten zo te overleven.
De Nieuwe Kerk aan de Dam van Amsterdam >>>
Hadden de Duitsers Jan dan niet in de gaten? Jawel, de SD was nadrukkelijk naar hem op zoek, het laatste jaar van de oorlog woonde Jan dan ook
op wisselende adressen in de stad. Op 12 maart 1945 was het een Duitse kogel die Jan felde, hij vocht tot 24 maart voor zijn leven, maar gaf
uiteindelijk toe dat God hem had geroepen.