Oorlogsverhaal: Leo
Het is 19 juni 1943. Ooit woonde de familie David Lijmer hier, met hun twee jongens van 13 en 11. Nu wij. De Eemsstraat 11 huis.
De Lijmers zijn gedood in Sobibor, maar dat wist ik toen nog niet. Duitsers gooien oproepen in de brievenbussen, de hele straat
langs. 'Sta morgenochtend, 20 Juni, om 8 uur, voor de voordeur met een klein koffertje.' Ook vader, de enige volbloed Jood
in ons gezin, krijgt zijn oproep.
Mijn buurvriendje vraagt mij even te komen. Ik klim over het hek tussen onze achtertuintjes. 'Ik wil je wat van mijn speelgoed geven, en
mijn grammofoon, zodat je me niet vergeten zult', zegt hij. Ik heb hem nooit kunnen vergeten, ook zijn ouders niet. Ik herinner me
alles, alleen de gezichten van zijn ouders niet.
Vader had een soort valluikje gemaakt in de keukenvloer. Heel vroeg in de ochtend, nog voor het werkelijk licht wordt, wurmt hij zich er
doorheen, benen eerst, en verschuilt zich onder de vloer. Moeder en ik sluiten het luik, trekken het zeil weer zorgvuldig recht, de mat er
weer op.
Ik zit bij het raam in de kleine erker, mijn zusje in een hoekje van de slaapkamer. Duitsers beuken op onze voordeur met de kolven van
hun geweren. Twee zoeken het hele huis door, in de kasten, onder de bedden. Een staat in een hoek van de huiskamer, hij richt zijn
geweer dan weer op Moeder, dan weer op mij.
Twee ondervragen Moeder. 'Waar is Maurits Cappel?' schreeuwen ze. Moeder schreeuwt terug: 'Waarom zoeken jullie hem niet in dat
concentratiekamp waar jullie hem gestopt hebben.' Op het laatst geven ze op. Het is de beurt aan mijn vriendje. Hij staat tussen zijn
ouders in voor hun deur. Zijn ouders worden een open vrachtwagen ingejaagd. Mijn vriendje kan er niet inklimmen, hij is tamelijk klein
voor zijn negen jaren. Een Duitser grijpt hem onder zijn oksels, gooit hem in de vrachtwagen.
Een Joodse vrouw rent de kruidenierswinkel in vlak naast ons, op de hoek van de Eemsstraat en de Uiterwaardenstraat. Ze komt weer
naar buiten met een rolletje biscuits. De kruidenier rent achter haar aan om haar haar wisselgeld terug te geven. Twee Duitsers grijpen
hem, gooien hem op de grond. Een pakt zijn polsen, de andere zijn enkels, en ze jonassen hem de vrachtwagen in. Hij landt plat op zijn rug.
Vader ligt nog verscholen onder de vloer.
Ik zit nog bij het raam, de razzia gaat maar door.
Het is 20 juni 1943.
Ter nagedachtenis aan de familie Lijmer
David Lijmer
Amsterdam, 29 november 1905
Sobibor, 16 juli 1943
Gezinshoofd
Esther Lijmer-de Jong
Amsterdam, 20 juli 1905
Sobibor, 16 juli 1943
Echtgenote
Wolf Willem Lijmer
Amsterdam, 19 januari 1930
Sobibor, 16 juli 1943
Zoon
Max Lijmer
Amsterdam, 17 september 1931
Sobibor, 16 juli 1943
Zoon
Wil jij ook je verhaal kwijt? Of wil je De Dokwerker iets nalaten?
KLIK HIER