Klokkenroof ten behoeve van de oorlogsindustrie
Hun kruit hadden ze nog niet verschoten, maar het materieel om kogels mee af te schieten was schaars, de
Duitsers hadden halverwege de oorlog dringend behoefte aan grondstoffen om kanonnen en geweren te kunnen maken.
In alle landen kregen de Rijkscomissarissen opdracht het bezette volk te verordenen dat ze alles wat van
koper, tin, lood of gietijzer was moesten aanmelden.
De klokkenroof werd door de bezetter 'klokkenvordering' genoemd.
Seys-Inquart
Arhur Seys-Inquart was een Oostenrijker die Nederland onder zijn hoede had gekregen van Adolf Hitler. In 1942
kreeg hij het bevel een verordening uit te schrijven.
Metaalverordening nr. 79 ging over de verplichting om metalen voorwerpen aan te geven en de bevoegdheid
deze 'ten gunste van het Rijk der Nederlanden' te laten innemen door de Duitsers. Onder de metalen
voorwerpen vielen ook kerkklokken die soms vijftig ton wogen.
De gemiddelde klok weegt minder, zo'n 500 kilo. De klokken werden naar beneden getakeld en via de binnenvaart
of per trein naar Duitsland gebracht. In sommige gevallen werd de toren opgeblazen of gooiden de Duitsers
de klokken naar beneden.
Op 27 november 1942 werd in Amsterdam de grote klok van de Beurs van Berlage geroofd.
De geschiedenis herhaalt zich
Het is op zich niets bijzonders, bezetters die kerkklokken stelen. Door de eeuwen heen zie je deze tendens.
De Duitsers haalden vooral in de periode juli 1942 - maart 1943 veel klokken uit Nederlandse torens om
te verschepen naar Duitsland, waar ze werden omgesmolten tot oorlogstuig.
Tegen de lente van 1943 waren er zo'n 6.500 van de 9.000 klokken geroofd. Het werd stil in Nederland. Loe de Jong van het NIOD
zei hiervan: "Het weghalen van kerkklokken werd immers niet ervaren als het in beslag nemen van willekeurige
metalen voorwerpen; veeleer waren de kerkklokken een wezenlijk deel van het leefmilieu. Sterker nog: hun
luiden, hun gebeier (dat men opeens niet meer hoorde - vreemd deed deze stilte aan) had, zou men kunnen
zeggen 'eeuwigheidswaarde'.
De klokken werden onder andere uit de Zuiderkerk gesloopt en omgesmolten tot kanonnen in Duitsland, ook de
imposante klokken van de Westerkerk en de Posthoornkerk moesten eraan geloven, Die van de Westerkerk werden
nimmer tot wapentuig verwerkt. De reden was dat de Duitsers wijs was gemaakt dat de klokken geklonken hadden toen Michiel
de Ruyter werd begraven, maar die is hier helemaal niet ter aarde besteld. De Duitsers geloofden het verhaal echter.
Daarop werden de klokken weer op hun plaats teruggehangen. Seys-Inquart vereerde de Nederlandse en Engelse
zeehelden van weleer.
Op
MokumsNL
lees je meer over deze zeeheld.
Na de oorlog werden er nog wel wat klokken onbeschadigd teruggevonden, maar het merendeel was omgesmolten
en waarschijnlijk al eerder per kerende post in kleinere voorwerpen terugzonden. Het duurde tien jaar
voordat alle klokken in Nederland waren vervangen.