Wisten we het niet, of wilden we het niet weten?
In het NRC stond eens deze kop boven een opiniestuk: 'Had de gewone man anders gehandeld als hij wist van de gaskamers?', dan rijzen
mij de haren te berge, want er staan maar liefst vier onzinnigheden in deze regel. Nu haast het NRC zich direct om te stellen dat praten over de
holocaust altijd veel kritiek oplevert.
Ja, raad je de koekoek, als je komt met koppen die kant noch wal raken mag je terecht scherpe kritiek ontvangen. Allereerst 'de gewone man', hoezo
de gewone man? Het ging er toch juist om dat hooggeplaatste figuren als zakmessen knipten voor de bezetter? Zowel in de Joodsche Raad
als in de regering in ballingschap als in de Nederlandse ambtenarij zaten hooggeplaatste hielenlikkers die alles deden om het de Duitsers naar
de zin te maken.
Dan 'gehandeld', de meeste Nederlanders leden zelf onder het bewind van de nazi's en konden niet handelen, hoe kun je veronderstellen dat er
ook maar iets te 'handelen' viel.
En het woordje 'als', hoezo 'als'? Dit suggereert dat we niets van de verschrikkingen in onder andere Auschwitz wisten, en dat is klinkklare nonses,
tot aan het hof in Engeland wist men dat Joden stelselmatig werden uitgemoord.
Tenslotte 'de gaskamers', alsof alleen de gaskamers het probleem waren, als die er niet zouden zijn geweest was er niets aan de hand geweest.
Honderdduizenden stierven door uitputting, het onthouden van medicatie, water en voedsel. Als de gaskamers er niet waren geweest hadden de
Duitsers wel iets anders verzonnen.
Op mijn pagina
'AANKLACHT' heb ik een aantal feiten (geen aanwijzingen of fabels dus) staan
waaruit tijdens de oorlog al bleek dat de Duitsers uit waren op de vernietiging van het Joodse ras. Dat dit tot op de dag van vandaag door sommigen
ontkent wordt is eigenlijk van hetzelfde lage niveau als de holocaust zelf ontkennen.
Maar politici durven het niet aan om man en paard te noemen, want dan zou het huidige Duitsland zich wel eens geschoffeerd kunnen voelen, en dat
kan onze economie natuurlijk niet hebben.
Historici
Jacques Presser, hij overleed in 1970, staat te boek als een historicus die wél de nuances wist te vinden en in heldere taal kon
verwoorden waar de Tweede Wereldoorlog om ging en met name zijn boek 'Ondergang: De vervolging en verdelging van het Nederlandse
Jodendom 1940-1945' (
hier te downloaden) wordt geroemd.
Zeker, Presser was een begaafd schrijver die nauwgezet onderzoek deed.
Presser had de oorlog overleefd, zijn vrouw niet, dat legde hem de taak op over de oorlog te schrijven, toen hij daar klaar mee was ijverde
hij zich om anderen hetzelfde te laten doen, zo ontstond het 'egodocument', de persoonlijke ervaringen met slachtoffers. Dagboeken en
biografieën achtte Presser het meest waardevol en daarin kan ik mij heel goed vinden. Vanuit een persoonlijke beleving kun je beter
op andere overbrengen hoe iets is geweest en vooral ook, 'waarom'?
Loe de Jong noemde Presser de 'menselijkste' historicus, dat De Jong later zelf onder vuur kwam te liggen omdat er onjuistheden in zijn kroniek
over de Tweede Wereldoorlog stonden en er feiten bewust waren weggelaten was bij het afscheid van Presser in 1970 (nota bene op de
verjaardag van Koningin Juliana) nog niet bekend. Ook Presser heeft wel eens een steekje laten vallen, maar vriend en vijand roemen hem
nog altijd om zijn onderzoeksdrift en vlotte pen. Maar de 'accuraatste' lees ik nergens.
Met Presser hebben we, ondanks een enkel punt van kritiek, de belangrijkste historicus genoemd, en de man is al meer dan veertig jaar
dood, het zegt veel over de doortastendheid van onze hedentendage geschiedschrijvers en de medewerking die zij krijgen (lees:
ontberen.) Otto Frank leefde nog tien jaar nadat Jacques Presser overleed, niemand is ooit op het idee gekomen een diepgravend interview
met de vader van Anne Frank te houden. En zo zijn er veel verhalen verdwenen en zullen er persoonlijke herinneringen met de drager
ervan mee het graf in gaan.
Om onderzoek te kunnen doen heb je toegang nodig tot dossiers. je weet niet eens waar een dossier is, als het er al of nog is. Ik zoek bijvoorbeeld
naar iemand in verband met het verraad van Anne Frank, maar ze lijkt uit alle archieven te zijn gewist. In Berlijn en de VS liggen kilometers
dossiers die nog niet eens zijn gescand, als je dus al de mogelijkheid hebt om iets te bekijken, moet je alles doorlopen. Haast onbegonnen
werk.
Presser en alle andere onderzoekers hadden hetzelfde probleem, waar te beginnen en als je dan al iets vindt, is het wel compleet en màg je
het wel inzien, want op veel rust een embargo. Economische belangen gaan in de eeuw na twee wereldoorlogen boven waarheidsvinding.
Mijn grootste bezwaar tegen Presser is dezelfde als tegen De Jong, zij wilden de bevolking niet lastig vallen met de vraag of 'we' tijdens de
oorlog wel of niet wisten wat er zich afspeelde in de Duitse kampen. De Jong zou later deze grote omissie rechtzetten door te stellen met
'we wilden het niet weten', hij kon immers ook niet langer heen om de feiten.
Presser bleef bij zijn standpunt dat 'we' het niet zeker hebben kunnen weten. Het detail ligt misschien wel in dat ene woordje 'zeker'. Maar laten
we ook niet vergeten dat De Jong langer de tijd had om tot inkeer te komen, hij leefde immers nog 35 jaar na de dood van Presser.
Presser was kirtisch op de rol van de Joodsche Raad, maar vond niet dat Cohen en Asscher te zeer verzaakt hadden. Volgens de historicus
wisten zij niets van de verschrikkingen in Oost-Europa en als ze het al wisten dachten ze dat dat alleen betrekking had op Oost-Europese
Joden.
Ik ben het dáár dus totaal niet mee eens.
Presser schreef wel zoals ik dat ook graag doe: 'verhalend en vol emotie', dat leest lekker en leert dus beter, het kwam Presser vaak op kritiek
te staan, maar over de feitelijke inhoud was zelden controverse. Persoonlijke verhalen en de emotie betrekken in geschiedschrijving wordt als
'not done' bestempeld, maar het ontbreekt sinds 1970 in feite aan goed historisch onderzoek in combinatie met een leesbare beschrijving ervan.
Presser was een van de eersten die de rol van de Joodsche Raad stevig aan de kaak stelde, mijn ervaring is dat de Joodse gemeenschap
nog altijd verdeeld is en dat men het eigenlijk wil laten bij wat de Joodse Ereraad na eigen onderzoek bevond.
De Joodsche Raad (
link) werd zeer laakbaar gedrag verweten en collaboratie met de nazi's
om zelf buiten schot te blijven. De twee bestuurders mochten nooit meer een Joodse functie uitoefenen.
Abraham Asscher deed na het horen van de bevindingen wat in de lijn ligt van zijn handelen tijdens de oorlog, hij keerde de Joodse
gemeenschap de rug toe, hij overleed in 1950. David Cohen werd na de oorlog hoogleraar, maar zou ook nooit meer actief zijn in de
Joodse gemeenschap. Hij stierf in 1967.
Asscher ligt begraven op Zorgvlied, hij wilde niet volgens de Joodse rituelen begraven worden, Cohen was minder principieel, hij is begraven op
de Joodse begraafplaats in Muiderberg.
Andere bestuurders Van de Joodse Raad zaten later in de Joodse Ereraad, hoe krom wil je het hebben.
Ik niet, maar ook Presser niet, kreeg alle documenten over de Joodse Raad te zien, toestemming van het NIOD is daarvoor nodig terwijl
er acht meter aan documenten over de JR liggen bij het NIOD, merkwaardig dat dit niet online wordt geplaatst. Het Joodsche Weekblad was
een orgaan van de JR, maar er stond vooral in wat de Duitsers wilden, een 'bindmiddel', zoals het genoemd werd, was het zeker niet.
...lees hier de afscheidsrede van Loe de Jong voor Jacob Presser...
De tuinman werd niet gehoord
In 1982 overleed klokkenluider Jaap van Duijn, de tuinman én klokkenluider van Auschwitz. Jaap was verplicht tewerk gesteld door de Duitsers als
een van de tuinmannen van Auschwitz. Jaap zag de ontberingen van de Joden in het kamp, maar ook de gaskamers en dikke rookkpluimen
die uit de schoorstenen kwamen.
Ook was Jaap getuige van martelingen. Hij mocht in december 1942 met verlof, direct nam hij contact op met de Joodsche Raad die niets met hem
te maken wilde hebben. Dat Jaap geen onzin praatte weten we inmiddels, maar ook Loe de Jong, directeur van het RIOD die over Nederland in
de Tweede Wereldoorlog schreef, vermelde dat Jaap de Joodsche Raad had bezocht omdat hij als 22-jarige en ongehuwde weinig te verliezen had.
Zijn collega's bij concentratiekamp Auschwitz wisten namelijk wat hij wist, alleen durfden zij er niet mee naar buiten te komen.
Aanvankelijk zocht Jaap contact met een Joods gezin dat bij zijn ouders ondergedoken zat in Hengelo, die verwezen hem naar Amsterdam, Asscher
en Cohen zouden hem zeker te woord staan en aan de bel trekken. Het liep allemaal anders, hij werd er ontvangen, maar ondanks ruggenspraak
met de leiding, niet tot hen toegelaten.
Of men hem niet vertrouwde of het allemaal niet wilden weten is de vraag. Jaaps' verlof zat er op, hij wilde niet teruggaan, maar dan zou hij
zowel zijn ouders als de ondergedoken Joden in gevaar brengen. Na de oorlog probeerde Jaap gerechtigdheid te zoeken, keer op keer
schreef hij Loe de Jong, die antwoorde niet of nauwelijks.
Jaap was socialist, ging op vakantie in Oost-Europa en werd in de gaten gehouden door de BVD. In 1982 overleed Jaap op 62-jarige leeftijd.
Jaap Sr. heeft nooit kunnen bevatten dat de Amerikanen Auschwitz nooit bombardeerden. De Jong deed er het zwijgen toe, deed alles af
als dat dat ook aan iedereen het leven had gekost. De zoon van Jaap las pas na het overlijden van zijn vader zijn dagboeken, Jaap Sr. heeft
nooit willen praten over zijn ervaringen.
Ondergang De vervolging en verdelging van het Nederlandse jodendom 1940-1945
Jacques Presser
Staatsuitgeverij, Den Haag 1985
INHOUDSOPGAVE
Aan de lezer
Lijst van bronafkortingen
Hoofdstuk I Naar het isolement mei 1940 - september 1941
Inleiding
De eerste maanden
Ariërverklaring en ontslag uit overheidsdienst
Registratie van ondernemingen en personen
De oprichting van de Joodse Raad en de Februaristaking
Nieuwe maatregelen
Het 'Joodse Weekblad'
Lente en zomer 1941
Hoofdstuk II Van isolement tot deportaties (september 1941 - juli 1942)
Scheiding bij het onderwijs
Razzia's in het oosten
Joodse cultuur. Afbraak en weerstand
De laatste maanden van 1941
De Joodse werkkampen
Het begin der evacuaties naar Amsterdam
Maart en april 1942
De Jodenster
De aanloop tot de deportaties
Hoofdstuk III De deportaties (juli 1942 - september 1943)
Het begin
De razzia's van juli en augustus
Het ophalen uit de huizen
De Hollandse Schouwburg
De stempels
De liquidatie der werkkampen
Winter 1942-1943
De ontruiming van 'Apeldoorn'
Van eind januari tot eind maart 1943
April 1943
Sterilisatie
De maanden der laatste razzia's
Hoofdstuk IV De staat in de staat
Geografie en statistiek
De vluchtelingen uit Duitsland en Oostenrijk
De kampen Ellekom, Amersfoort, Schoorl, Ommen, Doetinchem
Het kamp Barneveld
De Palestina-pioniers
Joden in België en Nederlands-Indië
De Joodse Raad
Beoordeling
Hoofdstuk V Aspecten der vervolging
Verzet van Joden
Ontsnapping
Calmeyer
De Portugese Joden
De 'Blauwe ruiters'
De gedoopten
De gemengd-gehuwden
Rüstungsjuden
Diverse lijsten
Weinreb
De gekwelden
Enkele kinderen
Joden en andere Nederlanders
Londen
De vervolgers
Nederlandse instanties
Plundering
Diamant-Juden
De legale rest
Werkkampen voor gemengd-gehuwden
Hoofdstuk VI De onderduik
De onderduik
Hoofdstuk VII De doorgangskampen
Westerbork
Geschiedenis
Organisatie
Gemmeker
Kampbevolking
Bevrijding
Vertrek
Het kamp Vught
Hoofdstuk VIII Moord
Reis
Cijfers
Auschwitz-Birkenau
Andere kampen
Leven aan de rand van de dood
Bergen-Belsen
Evacuatie
Theresienstadt
Terugkeer
Epiloog
Epiloog
Documentatie
Register
DOWNLOAD HIER HET BOEK