Generaal Winkelman, opperbevelhebber
Henri Winkelman heeft nauwelijks indruk achtergelaten, daar was geen gelegenheid voor. Sommige mensen
hebben het niet in zich om een held te worden, anderen ambiëren het niet, Winkelman behoorde tot
de groep die wel wilde maar niet kon.
Henri Gerard Winkelman was al eens gepensioneerd geweest toen hij op 63-jarige leeftijd een telefoontje
kreeg dat Rotterdam (
LINK) gedreid werd te
worden gebombardeerd als hij zijn manschappen niet de opdracht zou geven de
wapens neer te leggen.
Achteraf bleek, wat hij ook zou hebben beslist, dat niets zou hebben uitgemaakt, de Duitsers waren
vastberaden om Rotterdam plat te gooien, als voorbeeld voor de geallieerden hoe sterk en meedogenloos
de slagkracht van de Wehrmacht was.
Vervroegd pensioen teruggedraaid
Winkelman werd in de jaren dertig opgevolgd door generaal Reijnders, die kon het echter niet goed vinden
met de landsbestuurders en moest in feburari 1940 op zijn beurt plaats maken voor oud-gediende Winkelman.
Hoewel bekend was dat de Duitsers mogelijk Nederland binnen zouden vallen deed Winkelman niets, kon ook
niets. De Duitsers overrompelden de Nederlandse troepen alsof ze er niet stonden, slechts op enkele
plaatsen kon enige vorm van weerstand worden geboden.
De Regering en het Koningshuis vluchtten voor de troepen het land uit
Het is maandag, het weekeinde zit erop en duidelijk is geworden dat de Duitsers in amper drie dagen tijd
de weerstand van het Nederlandse leger voor een groot deel al hebben gebroken. Rotterdam is dan nog niet
gebombardeerd en Nederland vekeert 'slechts' in oorlog met Duitsland, van overgave is dan nog geen sprake.
Maar de Regering en het Koningshuis zien de bui al hangen en nemen de wijk naar Engeland, het moraal van
de burgers
en de militairen die strijden tot de laatste man doet dat weinig goed. Met hun vertrek
is het bestuur van het land in handen van Winkelman, hij is nu verantwoordelijk voor heel Nederland. Hij
neemt ëën beslissing die ook zijn best denkbare beslissing zal blijken te zijn, een moment
waarop hij anders had gekund, maar uiteindelijk duizenden levens spaarde.
Weetje
Drie dagen (7 mei 1940) voor het begin van de oorlog voor Nederland steekt het gerucht de kop op dat Koningin
Wilhelmina naar het buitenland zal vertrekken. In De Telegraaf ontzenuwt haar dochter Juliana (op zich al vreemd
dat Wilhelmina dit overlaat aan haar dochter) deze berichten als onzin, letterlijk laat zij optekenen: "onze
plaats is in Nederland, of er gevaar dreigt of niet, wij zullen nooit onze post verlaten".
In het daarop volgende weekend dringt het besef door dat je aan een Regering en Koningshuis in ballingschap
meer heb dan in gevangenschap. In het weekend van 11 en 12 mei pakken de leden van de Regering en het
Koninklijk huis de koffers en nemen de wijk naar Engeland.
De vraag reist, waarom is men zo vroeg vertrokken en waarom nu juist op dat moment? Militair was er geen enkele aanleiding te denken dat Nederland geen
stand zou houden en er was ook nog geen enkele sprake van hulp vragen aan de bondgenoten. Was er wellicht op
ander niveau een telefoontje vanuit Duitsland geweest?
Immers, Prins Bernhard en zijn familie verkeerden in Duitsland in hoge SS-kringen. We zullen het waarschijnlijk
nooit weten, maar intrigerend blijft het wel.
Winkelman geeft zich over aan de Duitsers
Op 14 mei bombarderen de Duitsers Rotterdam, Winkelman beseft dat Utrecht de volgende stad is, zo ver laat
hij het niet komen en tekent op 15 mei de onvoorwaardelijke overgave van de Nederlandse troepen, daarmee
draagt hij tevens het landsbestuur over aan de bezetter in de persoon van Rijkscommissaris
Arthur Seyss-Inquart.
Winkelman weigert na het zetten van zijn handtekening verder mee te werken en wordt daarop door de
Duitsers opgepakt. Vanaf dat moment, 2 juli 1940, zal Winkelman achter Duitse tralies doorbrengen totdat
hij op 12 mei 1945, na de val van het Duitse Rijk en de dood van Adolf Hitler, terug naar Nederland keert.
Vier-sterren Generaal Henri Winkelman overleed op 27 december 1952.
Toespraak Generaal Winkelman 15 mei 1940 tot het Nederlandse volk
NEDERLANDERS,
Ik heb er prijs op gesteld, u persoonlijk een toelichting te geven bij het hoogst ernstige besluit, dat
u reeds hedenavond hebt gehoord door de Nederlandsche radio.
Wij hebben de wapens moeten neerleggen omdat het niet anders kon. Allen waren vastbesloten ons vaderland
te verdedigen tot het uiterste. Welnu, ik, die als Opperbevelhebber van Land- en Zeemacht alle berichten
ontving, ik wist met volstrekte zekerheid, dat dit uiterste vandaag was bereikt. Onze soldaten hebben
gestreden met een moed, die onvergetelijk zal blijven. Maar de strijd was te ongelijk. Onze troepen
stonden tegenover technische middelen, waartegen de grootste menschelijke moed niet is opgewassen. Bij
duizenden zijn zij gevallen voor de vrijheid van Nederland.
De luchtstrijdkrachten waarover wij thans nog beschikken zijn zoo minimaal, dat zij onze troepen te land
nagenoeg niet meer bij de operatien konden steunen.
Tegenover de Duitsche overmacht in de lucht hadden ook onze andere afweermiddelen, zooals de
luchtdoelartillerie, slechts een beperkte uitwerking, hoe dapper en bekwaam de luchtdoelbatterijen haar
taak ook vervulden. Zoo stonden onze troepen bloot aan de vernietigende bombardementen van het Duitsche
luchtwapen.
En niet alleen zij. Onder de burgerbevolking, onder vrouwen en anderen, maakte de luchtmacht
tallooze slachtoffers. In ons dichtbevolkte land, met zijn vele steden, kan bij luchtbombardementen
moeilijk worden onderscheiden tusschen militaire en niet-militaire objecten. Rotterdam, dat vandaag door
de Duitsche luchtmacht werd gebombardeerd, heeft het droevig lot van den totalen oorlog onderaan.
Utrecht en andere groote bevolkingscentra zouden binnen zeer korten tijd dit lot met Rotterdam moeten
deelen.
Vrijwel geheel aangewezen op eigen kracht, waren wij niet in staat ons land, onze burgerbevolking, voor
dit geweld te behoeden. Het waren deze harde feiten, die mij noopten mijn hoogst ernstig besluit te
nemen: wij hebben den strijd gestaakt.
Ik kan mij ten volle indenken, dat dit besluit voor vele Nederanders schokkend is. Laten zij allen
echter beseffen, dat ik op dit oogenblik de Nederlandsche regeering hier te lande vertegenwoordig en dat
ik derhalve niet alleen gerechtigd, doch ook verplicht was te besluiten, zooals het belang van het
Nederlandsche volk in deze omstandigheden voorschrijft.
Het staat voor mij onomstootelijk vast, dat dit belang medebrengt, dat de volstrekt ongelijke strijd
moet worden gestaakt, opdat niet nog meet onschuldige slachtoffers vallen. Wie mijn verantwoordelijkheid
kan peilen, beseft hoe zwaar mij dit besluit moet zijn gevallen. Het kon echter met anders luiden.
Nederlanders! Hebt ondanks dezen zwaren tegenslag vertrouwen in de onverwoestbare krachten en tradities
van ons volk. Wij hebben deze beproeving van een korten, doch hevigen oorlog moeten doorstaan. Wij
zullen het nieuwe lot, dat ons voorloopig beschoren is, met denzelfden moed en vastberadenheid dragen
als waarmede wij den strijd voor onze zelfstandigheid hebben gevoerd. Hebt daarom, ik herhaal het
nogmaals, vertrouwen op de toekomst.
Doch vooral: toont dit vertrouwen door de rust en de orde te bewaren, welke wij zoo dringend behoeven
om ons geschokte land weder op te bouwen, laten wij ons thans richten op dezen eersten plicht, welken
het vaderland ons oplegt.
Leve Hare Majesteit de Koningin!
Leve het vaderland!