Boeren tijdens de oorlog
Als je praat of schrijft over de boeren tijdens de Tweede Wereldoorlog valt dit uiteen in drie delen:
- Het platteland merkte weinig van de oorlog, er viel voor de Duitsers ook eigenlijk niets te halen, behalve later wat eten. De Duitsers lieten in nagenoeg heel Nederland
de boeren met rust. Er was, daar waar de Duitsers zich wel vertoonden, eerder sprake van gedogen, dan van een gespannen situatie.
- Onderduiken bij boeren was praktisch een garantie dat je de oorlog overleefde, veel kinderen werden door hun ouders naar het platteland gebracht en na de
oorlog kwamen de meesten weer terug.
- Boeren verdienden grof aan de hongersnood, een trouwring voor een zak aardappelen was de gemiddelde wisselkoers. Kinderen en vrouwen fietsten uren door weer en
wind om wat eten te kopen bij een boer. Als ze onderweg per ongeluk Duitsers tegenkwamen namen die het voedsel in beslag en kwam je alsnog met lege handen thuis.
Onderduiken bij de boer
Wellicht dat ik later nog terugkom op de wantoestanden, hier beperk ik mij tot het onderduiken bij boeren.
Soms wordt er gedacht dat juist tijdens de hongerwinter van '44 de boeren veel mensen (voornamelijk kinderen) opvingen. Niets is minder waar. Met name Joodse kinderen
doken gedurende de gehele oorlog onder op het platteland. Omdat de namen van de kinderen vaak verraadde dat een kind Joodse ouders had, kreeg het kind een andere
voornaam en nam het de achternaam van het gezin waar het onderdook aan.
Vaak waren het ook grote gezinnen, het viel dan amper op of er nu vijf of zes kinderen op het erf rondliepen. Na de oorlog bleven veel kinderen op de boerderij wonen omdat
terugkeren naar de stad simpelweg geen optie was. De meeste Joden waren vermoord door de Duitsers en degenen die wel terugkeerden waren berooid.
In 1944 was het koud, erg koud. De hongerwinter was een feit, vooral doordat er voedselschaarste was, het zuiden van Nederland was bevrijd, maar de Duitsers hielden
toen nog maandenlang stand in het noorden. De geallieerden wisten maar niet door te drukken, wat duizenden mensen nodeloos het leven kostte. Zo ook kwam Anne
Frank (
link) om het leven. Zij werd in augustus 1944 opgepakt en een maand
later via Westerbork naar Auschwitz gestuurd.
Zij en haar zuster Margot overleden begin 1945 toen er in Limburg al maanden feest werd gevierd.
Naast dat er weinig voedsel was werd ook nog eens het gas afgesloten en brak er een treinstaking uit waardoor er nauwelijks warmte was in de huizen. Kinderen dreigden van
ondervoeding en kou om te komen, de enige oplossing was 'de boeren'. In de grote stad raakte het eten op, in plaats daarvan at men tulpenbollen en suikerbieten. Naar
schatting verhuisden er ruim 40.000 kinderen naar de Noordelijke provincies waar het betrekelijk rustig was gebleven tijdens de bezetting en waar de Duitsers zich nu al
helemaal niet meer lieten zien omdat zij de grote steden bezet hielden en er een grote slag werd gestreden tegen de geallieerden rond Arnhem.
De nood was zo hoog dat tientallen kinderen tegelijk naar Friesland of Groningen vertrokken, soms per bus, vaak met de boot. In het noorden was voldoende te eten, de
Duitsers deden geen moeite daar eten te halen omdat ze al het eten dat de grote steden nog bereikte opeisten.
De kinderen kregen te maken met een leven dat in alles afweek van wat zij gewend waren. Ineens was daar de rust, er was geen stress meer zoals de jaren ervoor in de
grote stad waar de Duitsers een waar schrikbewind voerden. Zo kregen zij boerenkleren aan en aten dingen die zij al jaren niet meer gewend waren. Velen waren zwaar
ondervoed en moesten goed verzorgd worden. Er zijn nauwelijks verhalen bekend dat er fors betaald moest worden om kinderen op te vangen, het ging allemaal
belangenloos.
Tegenwoordig maken we ons druk om wat iemand wel of niet gelooft, in de oorlog paste je je gewoon aan. Als je uit een Joods gezin kwam was het gedaan met kosjer eten,
voor zover dat tijdens de bezetting nog mogelijk was, als je ongelovig was en je bij een gereformeerd gezin onderdak kreeg moest je meebidden. Zo ging dat nu
eenmaal. Kinderen pikken alles snel op. Zo ook de dialecten die er gesproken werden. Binnen enkele weken spraken de onderduikertjes Drents of Fries.
Doktersbriefje
Als je wilde dat je kind naar een boer ging had je een briefje van de dokter nodig. Die schreef dan op of er noodzaak was, totaal geen noodzaak, of juist dringende
noodzaak. Ondervoeding was vaak de directe aanleding om een positief briefje te schrijven. Maar een kind dat ziek was mocht niet naar het platteland. De dokter moest
aangeven dat het kind op zich gezond was, maar dat er toch een dringende noodzaak was dat het de stad uit ging.
Hieronder zie je zo'n briefje van 12 februari 1945, hartje hongerwinter. Het briefje hangt in het Verzetsmuseum van Amsterdam.
Hanna van de Voort
Al eerder doken kinderen onder bij boeren, iemand moest hen er naartoe brengen. Een zo'n held was Hanna. Zij is kraamverzorgster in Limburg, samen met twee vrienden
start ze in 1942 een 'lifeline' om Joodse kinderen onder te laten duiken. Het merendeel van de kinderen komt
via de Plantage Middenlaan (
link) waar Walter
Süskind (
link) alles in het werk stelt om Joodse kinderen te redden.
Hanna brengt de kinderen onder bij, veelal, Katholieke boeren waar ze geregeld overgeplaatst worden naar nieuwe locaties omdat de kans dat ze ontdekt worden blijft
bestaan. De kinderen krijgen nieuwe namen.
Hanna wordt door de Duitsers opgepakt en gemarteld, maar zwijgt. Haar verwondingen zijn dermate erg dat zij er blijvend invalide van is gebleven. Zij overleefd de
oorlog en wil een boek schrijven over haar ervaringen. Zij verzamelt verhalen en foto's van zo'n vijftig kinderen, haar zus Mien geeft het boek uit. Het originele album van
Mien en Hanna van de Voort ligt in het Verzetsmuseum in Amsterdam.
Hanna van de Voort overlijdt in 1956, in 1987 krijgt zij de Yad Vashem Medaille, in Tienray (Limburg) staat een bronzen beeldengroep
als eerbetoon aan de verzetsgroep rond Hanna van de Voort. Aan haar voormalige woonhuis, de Spoorstraat in Tienray, is een plaquette bevestigd met de
tekst:
HIER WOONDE HANNA VAN DE VOORT
ZIJ WAS EEN VOORBEELD VAN MOED EN NAASTENLIEFDE
HONDERDEN JOODSE KINDEREN, ONDERDUIKERS, PILOTEN EN KRIJGSGEVANGENEN REDDE ZIJ HET LEVEN
1940-1945
UIT DANKBAARHEID.
Hanna redde 123 Jooddse kinderen door hen bij boerenfamilies te laten onderduiken.
De Hunnen van Jan Cremer
Cremer schreef een boek over de boeren die wel misbruik maakten van de situatie, een deel hieruit:
Hoewel dit boek een roman is, is het sterk autobiografisch